Hoe meer ik met digitalisering in onderwijs bezig ben, hoe minder ik het over ICT heb. Ik verklaar mij nader.

Vorige week belde een collega. Haar sessie de dag nadien ging last-minute toch niet face-to-face door maar online o.w.v. corona overwegingen. Ze voelt zich eerder digibeet dan whizzkid en wilde aftoetsen of en hoe ik dat haalbaar zag. Terwijl ik haar beluisterde, schoten er tien digitale tools door mijn hoofd om interactie te genereren en evenveel opties om samen te werken via break-out rooms. Tot ik haar vroeg wat precies het opzet van die bijeenkomst was, en meer specifiek haar rol daarin.”Observeren hoe het voorstel van het beleidsteam landt en voelen wat er leeft, zodat ik mee gepaste vervolgstappen kan bedenken.” Plots werd er een ander deel van mijn brein geactiveerd. De Schoolmaker in mij werd wakker. Die Schoolmaker die met mensen werkt, groepen door een veranderproces begeleidt en weet hoe belangrijk het is om het effect van een boodschap te lezen in non-verbaal gedrag. Ik liet de tool-leverancier in mij rusten. Mijn antwoord was simpel. Op het saaie af.   “Drie uur in een groep van 24 online praten over wat mogelijk ook gevoelig ligt, dat is te lang. Splits de groep in twee, maak er 1,5u van, zorg voor gemodereerde interactie in de groep van 12, gebruik de gewone chatfunctie met mate voor reflectievragen tussendoor, en bied eventueel een uitweg via een privé-chat met jou voor wat te onveilig voelt om zelf in te brengen.” Ik voelde dat de energie ook bij haar terug begon te stromen. Ze is een meester in aanvoelen wat er binnenin en tussen mensen speelt. Zolang ze maar genoeg kan observeren met haar zesde zintuig. 

Digitale tools en online omgevingen halen ons soms uit onze kracht. Als Schoolmaker, als leraar, directeur, leerlingbegeleider, …

Het is een ongewenst neveneffect van die massa education technology (edtech) die dezer dagen op ons afkomt. Het risico is dat we ons blind laten  (ver)leiden door ‘wat er allemaal kan’ met dat speelgoed. Dat we ons verliezen in de zee aan fancy ogende mogelijkheden. Of dat het allemaal zo overweldigend is, bedreigend zelfs, dat we digitalisering catalogiseren als ‘niks voor mij, niks voor mijn doelpubliek, niks voor mijn vak of soort werk.’ Onbekend houdt onbemind. Terwijl al die tools, apps, platformen, …  gewoon een middel zijn, een materiaal, een omgeving. Zoals handboeken, post-its, krijtborden, werkblaadjes, musea of herfstbossen dat zijn. Niet meer en ook niet minder dan dat. De kunst is om ze goed te gebruiken, ze naar onze hand te zetten of ze overboord te gooien.

Ook ik trap geregeld in digitale valkuilen. Tegelijk heb ik de afgelopen maanden veel geleerd over hoe ik als opleider en begeleider van schoolteams doordacht kan digitaliseren.

Die winst is er ook op scholen: we ontleden terug meer ons vakmanschap en zijn bewuster bezig met ons lesontwerp. 

Bij een ‘digitale opdracht’ vormen deze tien ontwerpvragen mijn houvast:

  1. Wat is precies de bedoeling? Welke doelen/effecten wil ik minimaal bereiken?
  2. Wat draagt er écht bij tot die bedoeling? En wat kan ik schrappen? 
  3. Hoe benut ik het best de contacttijd, de tijd vooraf of tussendoor? Hoe begrens ik mijn eigen voorbereidingstijd? 
  4. Wat verwacht ik van mijn doelpubliek? Hoe hou ik het haalbaar en motiverend?
  5. Wat kan ik alvast eens uitproberen zodat ik kan leren uit de ervaring en feedback?
  6. Hoe ga ik weten of het werkt? Wat als het niet werkt? Hoe stuur ik bij?
  7. Hoe faciliteer ik wat online lastig is: nabijheid voelen, verbinding maken, aandacht houden, samen leren?
  8. Wat verwacht ik van mezelf? Welke rollen mag ik niet uit het oog verliezen? Hoe blijf ik mezelf, als mens, in mijn kracht, met mijn eigenheid?
  9. Wat heb ik nog nodig om de kans op succes te vergroten? Welke hulp kan ik daarvoor aan collega’s vragen?
  10. Voldoet mijn ontwerp genoeg aan deze criteria?


Ik ben Schoolmaker geworden om scholen nòg sterker te maken. Om mensen in hun kracht te zetten zodat ze uitdagingen waar ze op hun school voor staan, samen nòg beter kunnen aanpakken. Die missie waarmaken vanop afstand, in digitale omgevingen, is niet simpel. Net zoals lesgeven, leerlingen begeleiden, coördineren, ondersteunen of leiding geven vanop afstand niet simpel is. Want het is mensenwerk. 

Wat me terug bij mijn beginzin brengt: hoe meer ik met digitalisering in onderwijs bezig ben, hoe minder ik het over ICT heb. Een performante en weloverwogen ICT-infrastructuur is een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde. 

Om doordacht te digitaliseren, hebben we onszelf nodig. Onze unieke menselijke kwaliteiten.

Onze authentieke intelligentie, zoals Elke Geraerts het noemt in haar gelijknamig boek. Onze verbeeldingskracht om visie te maken, onze wilskracht om onszelf te herprogrammeren, onze inventiviteit om onszelf en ons werk telkens opnieuw heruit te vinden, onze empathie om leiding te geven en echte relaties aan te gaan. Hoe meer we die kwaliteiten inzetten, hoe meer we ook digitaal een check-in doen, intervisie begeleiden of inzetten op samenwerkend leren of community building.

Deze quote hangt intussen in mijn bureau:

Bron

Het vat mijn digitale drive samen in een prachtige paradox: hoe meer we technologie omarmen, hoe meer we die technologie voor ons kunnen doen werken, hoe meer we met onze unieke menselijke kwaliteiten het verschil kunnen maken. In onderwijs en daarbuiten. 

 

Saskia Vandeputte